Onze overheid stimuleert (basis)scholen om na te denken over talentontwikkeling bij onze leerlingen. Ook moeten scholen ervoor zorgen dat al onze leerlingen voldoende vaardigheden hebben om daarmee in de toekomst aan de slag te gaan; de zogenoemde 21e eeuwse vaardigheden. Ons land heeft een naam hoog te houden op het gebied van handel, technologie en dienstverlening. Met die opdracht van de overheid in mijn achterhoofd vind ik het vreemd dat de focus van onze onderwijsinspectie vooral nog steeds ligt op de opbrengsten van lezen,reken en taal. Op resultaten uit het verleden.
Zou die focus niet meer moeten gaan liggen op die toekomst? Op talentontwikkeling en op het vormgeven en uitwerken van die vaardigheden voor de toekomst? Op visie en durf? Op ondernemerschap en creativiteit? Op het feit of een school de doelen haalt die zij zichzelf gesteld heeft in samenspraak met ouders en leerlingen? Want dat maakt dat kinderen meer worden dan een cijferoutput in de beoordelingsmolen.
Dat maakt dat scholen weer durven investeren in nieuwe projecten en ideeën. Dat maakt dat kinderen mogen gaan ontdekken wie ze zijn en waar ze aanleg voor hebben. Dat maakt dat leerkrachten hun vak terugkrijgen in plaats van slaaf van de methode te zijn.
Er lopen vele knappe mensen rond bij de inspectie die vast en zeker “toekomstproof” zijn. Zij kunnen ongetwijfeld meetbare manieren bedenken om het werken aan de toekomst te beoordelen. En het lijkt mij zomaar een goed idee om leraren, ouders en leerlingen hierbij te betrekken.
En taal, lezen en rekenen dan? Wat mij betreft wordt er een hoge ondernorm vastgesteld waaraan elke school moet voldoen. Lukt dat niet: verplichte ondersteuning. Dan hoeft de inspectie geen openbare beoordeling meer te geven hiervoor, want iedere school voldoet aan de hoge basisnorm. Dan kan de focus naar de toekomst. Onze kinderen verdienen dat.