We maken ons regelmatig zorgen over een minder sterke leesvaardigheid van onze leerlingen. Dit heeft ongetwijfeld meer oorzaken, maar wat werkt nu om de leesvaardigheid van leerlingen te verbeteren en daarmee ook allerlei andere leerprestaties? Het grote geheim schuilt in expliciete effectieve woordenschatinstructie in alle groepen of klassen. Immers, leerlingen met een beperkte woordenschat kunnen lessen minder goed volgen en daarbij leren ze ook minder snel nieuwe woorden en begrippen bij, omdat ze minder kapstokken hebben. Werken aan woordenschat is dus werken aan goed onderwijs.
Kinderen leren heel veel incidenteel. En vaak is dat de gewone spreektaal en afhankelijk van de omgeving waarin het kind opgroeit. Kinderen komen met hele verschillende achtergronden en woordenschatkennis binnen op scholen. Door ook structureel aandacht te besteden aan het vergroten van de woordenschat geef je kinderen meer kans om betere leerprestaties te behalen.
Meer woordkennis maakt het ook makkelijker om te vertellen hoe je je voelt, wat je wilt of niet wilt, het helpt je dus in de sociale omgang met anderen.
Wil je als school echt werk maken van hogere opbrengsten, een betere communicatie een prettiger sociaal klimaat dan zet je in op woordenschatonderwijs.
Een aantal tips:
- Plan voor een bepaalde periode in welke woorden binnen welke woordclusters je aan de orde wilt laten komen. Dit kan door bijvoorbeeld in de kleutergroepen te kijken naar de thema’s die worden aangeboden, maar ook door bijvoorbeeld het doornemen van prentenboeken. In de hogere groepen zijn bijvoorbeeld zaakvakken uitermate geschikt en natuurlijk ook de diverse teksten uit de leesmethode. En vergeet vooral niet woorden die te maken hebben met gevoel, emoties en dergelijke.
- Selecteer op nut, frequentie en context
- Leer per keer maximaal 4 a 5 woorden in een cluster aan
- Probeer dit minimaal 2 x per week gericht te doen, naast je reguliere lessen
- Zet in op pre-teaching, zodat kinderen weten waarover je het hebt als de les begint
- Laat kinderen niet raden naar de betekenis van een nieuw woord, maar biedt het zelf direct aan (uitleggen)
- Waar mogelijk beeld je het woord uit of laat je het in de praktijk zien (uitbeelden)
- Je vergroot de betekenis en maakt een woordcluster met woorden die te maken hebben met het basiswoord (uitbreiden)
- Breng de relaties tussen de woorden in beeld (woordmuur/woordweb bijvoorbeeld)
- Oefen de woorden regelmatig door korte spelletjes te doen
Indien je werkt met verschillende niveaugroepen kun je uiteraard je woordclusters aanpassen aan de vaardigheden van de groep.
Wat kost dit aan tijd?
Een terechte vraag. We “moeten” al zo veel in een beperkte tijd. Gericht werken aan woordenschat kost je ongeveer een half uur per week als je 3x per week een nieuw cluster aanbiedt en via spelletjes regelmatig oefent. Maar als je het idee hebt dat je alleen nog maar dingen moet, dan is het tijd om je houding te veranderen en tijd te maken. Leraar zijn betekent dat je nadenkt over wat je aanbiedt en waarom, vanuit jouw initiatief en inzet. Nog belangrijker is uiteraard de vraag:
Wat levert het mijn leerlingen op?
Meer woordkennis heeft een positief effect op hun leerprestaties, want:
- Kinderen begrijpen de woorden die je gebruikt
- Kinderen begrijpen de lesinhoud beter
- Kinderen leren elke dag niewe begrippen en woorden
- Daardoor bouwen ze meer kennis op
Een mooi boek dat je kan helpen is “Met woorden in de weer” van Dirkje van den Nulft en Marianne Verhallen.
Als je vragen hebt, of je wilt je ervaringen delen, dan kan dat uiteraard hieronder.